De Chinezen wisten al dat trainingen meestal individueel worden uitgevoerd, éénmaal de opleiding achter de rug was; groepstrainingen zijn uitzonderlijk en modernetijds en niet steeds mogelijk. Soms moesten trainingen zelfs in het geheim gebeuren. Dit is zo voor de boogschutter, de worstelaar, de pistoolschutter, de bokser met zijn schaduwboksen en noem maar op.
De Oosterse gevechtskunsten hadden daar een oplossing voor gevonden die zowel door het individu als groep uitgevoerd kunnen worden: in het Japans KATA genaamd: stijloefening. Hierbij worden ingebeelde blocks en tegenaanvallen uitgevoerd tegen een ingebeelde tegenstrever(s).
In de toenmalige Chinese legers werden deze ook synchroon door een ganse groep uitgevoerd, zij het dan met wapens. Denk aan de legerdriloefeningen met het geweer en bayonet.
Van China was het een korte stap naar de Ryu Kyu eilandengroep, nu de Japanse overzeese provincie Okinawa. Wegens het verbod door de Japanse bezetter op het dragen van wapens werden de nauurlijke wapens van het menselijk lichaam benut zoals vuisten, voeten, knieën, ellebogen, hoofd en zo verder. Tevens werden alledaagse gebruiksvoorwerpen en alaam gebruikt om zich te verdedigen: stok, dorsvlegel, paardenbit, roeispaan, harpoen en dergelijke.
Wij houden ons nu bij de gevechtssport die ons allen bekend is: de krijgskunst van de “lege hand”.
Uit China kwam “To Te”, de Chinese hand; later door Gishin Funakoshi veranderd naar “Kara Te”, de lege hand (vanwege de toenmalige vijandigheid tussen China en Japan).
In Okinawa ontstonden twee strekkingen of scholen, “ryu” genaamd: Shorin Ryu en Shorei Ryu, waarbij Shorin Ryu kenmerkend was voor zijn snelle tehnieken, terwijl bij Shorei Ryu de nadruk op krachtige en sterke bewegingen lag.
De voor ons belangrijkste stijlen zijn Shiru-Te en Tomari-Te, waarbij Shuri-Te uit de provincie Naha kwam (met als hoofdstad de stad ook Naha genaamd vandaar ook Naha-Te genaamd, stad waarvan Gishin Funakoshi kwam). Shuri-Te hoort dus bij Shorin Ryu.
Een keer kwam er hoog bezoek uit China: Maarschalk Ku Shanku van de Keizerlijke Chinese vloot. Ter zijner ere werd toen een kata verwezenlijkt en gedemonstreerd door Koshokun, een kempo meester: de kata Kushanku. Later werd deze in het Shuri-Te ingevoerd door Matsumura onder de naam Kanku “naar de hemel kijken” en nog later Kanku Dai (de lange versie van Kanku) genaamd toen ook Kanku Sho (de korte versie van Kanku) onstaan was via Yasutsune Itosu.
Waarom nu zo uitgewijdt over Kanku Dai: uit deze kata werden de basiskata’s Heian gedistilleerd, de kata in stukken getrokken en aangepast tot korte, eenvoudiger aan te leren katas.
Oorspronkelijk heetten deze kata’s Pinan in het dialekt van Okinawa. Er waren er 5. Funakoshi heeft ze daarna Heian genoemd (“vredevolle weg” in het Japans), als vrijetijdsdichter vond hij dit een toepassende benaming. Zijn pseudoniem was “Shoto”, later werd zijn dojo zogenoemd door zijn leerlingen: de school van Shoto: Shoto Kan. Dit werd later de benaming van zijn stijl
Omdat de eerste kata ingewikkelder was dan de eerste, heeft hij deze van plaats gewisseld: Heian Shodan komt dus overeen met Pinan Nidan en Heian Nidan met Pinan Shodan.
Het is duidelijk dat bij de eerste Heian’s naar de volgende toe de technieken geleidelijk aan moeilijker en ingewikkelder worden. Zolang een Heian niet onder de knie is, moet men daaraan werken en hem niet verwaarlozen of overslaan om aan de volgende te beginnen. Tevens is het aspect Bunkai heel belangrijk: begrijpen wat men aan het doen is en het praktsich nut ervan. Wat Kiai betreft, het is heel belangrijk te begrijpen het hoe en waarom ervan. Kiai betekend “luide kreet” in het Japans en dient dus niet geroepen te worden alsdusdanig, elke andere kreet (zoals het geluid dat men maakt bij het breken van een stok op de knie) is goed!
Heel belangrijk zijn de stops (1 sek.) op het einde van de embusen vooraleer men overgaat naar de volgende reeks. Tevens moeten de bewegingen niet aan mekaar gebreid worden, vb. Heian Shodan: gedan barai- kleine stop (1/2 sek.) dan pas oie tsuki! Een trage beweging duurt 3 sekonden! Tevens het overgaan van de ene stand naar de andere accentueren vb. zenkutsu naar kokutsu: voorste voet verzetten! Ook bij mawate is het alleen de achterste voet die zich verzet, de voorste blijft op dezelfde plaats!
Elke kata heeft zijn eigen ritme, overgang van snel naar traag (bvb. bij worpen). Het is eveneens verkeerd op en neer te bewegen bij vorderen of wijken. Tevens wordt de voorste voet niet verzet bij een voorwaartse beweging, de knie moet eerst naar voor gaan, dan de achterste voet!
De volgende stap in kata zijn de Tekki’s 1 tot 3. De oude benaming zijn Naifanshi 1 tot 3. Zeer typisch zijn de embusen op één lijn, waarbij alleen kiba dachi (vroeger de kortere en minder diepe naifanshi dachi) en tsuri ashi dachi voorkomen.
De betekenis van Tekki is “Stalen Ruiter” doordat de houding aan een ruiter te paard doet denken. De kata komt van het Shuri-Te en heeft als bron Yasutsune Itosu. Uit Tekki Shodan maakte Itosu later Tekki Nidan - en Sandan.
De Oosterse gevechtskunsten hadden daar een oplossing voor gevonden die zowel door het individu als groep uitgevoerd kunnen worden: in het Japans KATA genaamd: stijloefening. Hierbij worden ingebeelde blocks en tegenaanvallen uitgevoerd tegen een ingebeelde tegenstrever(s).
In de toenmalige Chinese legers werden deze ook synchroon door een ganse groep uitgevoerd, zij het dan met wapens. Denk aan de legerdriloefeningen met het geweer en bayonet.
Van China was het een korte stap naar de Ryu Kyu eilandengroep, nu de Japanse overzeese provincie Okinawa. Wegens het verbod door de Japanse bezetter op het dragen van wapens werden de nauurlijke wapens van het menselijk lichaam benut zoals vuisten, voeten, knieën, ellebogen, hoofd en zo verder. Tevens werden alledaagse gebruiksvoorwerpen en alaam gebruikt om zich te verdedigen: stok, dorsvlegel, paardenbit, roeispaan, harpoen en dergelijke.
Wij houden ons nu bij de gevechtssport die ons allen bekend is: de krijgskunst van de “lege hand”.
Uit China kwam “To Te”, de Chinese hand; later door Gishin Funakoshi veranderd naar “Kara Te”, de lege hand (vanwege de toenmalige vijandigheid tussen China en Japan).
In Okinawa ontstonden twee strekkingen of scholen, “ryu” genaamd: Shorin Ryu en Shorei Ryu, waarbij Shorin Ryu kenmerkend was voor zijn snelle tehnieken, terwijl bij Shorei Ryu de nadruk op krachtige en sterke bewegingen lag.
De voor ons belangrijkste stijlen zijn Shiru-Te en Tomari-Te, waarbij Shuri-Te uit de provincie Naha kwam (met als hoofdstad de stad ook Naha genaamd vandaar ook Naha-Te genaamd, stad waarvan Gishin Funakoshi kwam). Shuri-Te hoort dus bij Shorin Ryu.
Een keer kwam er hoog bezoek uit China: Maarschalk Ku Shanku van de Keizerlijke Chinese vloot. Ter zijner ere werd toen een kata verwezenlijkt en gedemonstreerd door Koshokun, een kempo meester: de kata Kushanku. Later werd deze in het Shuri-Te ingevoerd door Matsumura onder de naam Kanku “naar de hemel kijken” en nog later Kanku Dai (de lange versie van Kanku) genaamd toen ook Kanku Sho (de korte versie van Kanku) onstaan was via Yasutsune Itosu.
Waarom nu zo uitgewijdt over Kanku Dai: uit deze kata werden de basiskata’s Heian gedistilleerd, de kata in stukken getrokken en aangepast tot korte, eenvoudiger aan te leren katas.
Oorspronkelijk heetten deze kata’s Pinan in het dialekt van Okinawa. Er waren er 5. Funakoshi heeft ze daarna Heian genoemd (“vredevolle weg” in het Japans), als vrijetijdsdichter vond hij dit een toepassende benaming. Zijn pseudoniem was “Shoto”, later werd zijn dojo zogenoemd door zijn leerlingen: de school van Shoto: Shoto Kan. Dit werd later de benaming van zijn stijl
Omdat de eerste kata ingewikkelder was dan de eerste, heeft hij deze van plaats gewisseld: Heian Shodan komt dus overeen met Pinan Nidan en Heian Nidan met Pinan Shodan.
Het is duidelijk dat bij de eerste Heian’s naar de volgende toe de technieken geleidelijk aan moeilijker en ingewikkelder worden. Zolang een Heian niet onder de knie is, moet men daaraan werken en hem niet verwaarlozen of overslaan om aan de volgende te beginnen. Tevens is het aspect Bunkai heel belangrijk: begrijpen wat men aan het doen is en het praktsich nut ervan. Wat Kiai betreft, het is heel belangrijk te begrijpen het hoe en waarom ervan. Kiai betekend “luide kreet” in het Japans en dient dus niet geroepen te worden alsdusdanig, elke andere kreet (zoals het geluid dat men maakt bij het breken van een stok op de knie) is goed!
Heel belangrijk zijn de stops (1 sek.) op het einde van de embusen vooraleer men overgaat naar de volgende reeks. Tevens moeten de bewegingen niet aan mekaar gebreid worden, vb. Heian Shodan: gedan barai- kleine stop (1/2 sek.) dan pas oie tsuki! Een trage beweging duurt 3 sekonden! Tevens het overgaan van de ene stand naar de andere accentueren vb. zenkutsu naar kokutsu: voorste voet verzetten! Ook bij mawate is het alleen de achterste voet die zich verzet, de voorste blijft op dezelfde plaats!
Elke kata heeft zijn eigen ritme, overgang van snel naar traag (bvb. bij worpen). Het is eveneens verkeerd op en neer te bewegen bij vorderen of wijken. Tevens wordt de voorste voet niet verzet bij een voorwaartse beweging, de knie moet eerst naar voor gaan, dan de achterste voet!
De volgende stap in kata zijn de Tekki’s 1 tot 3. De oude benaming zijn Naifanshi 1 tot 3. Zeer typisch zijn de embusen op één lijn, waarbij alleen kiba dachi (vroeger de kortere en minder diepe naifanshi dachi) en tsuri ashi dachi voorkomen.
De betekenis van Tekki is “Stalen Ruiter” doordat de houding aan een ruiter te paard doet denken. De kata komt van het Shuri-Te en heeft als bron Yasutsune Itosu. Uit Tekki Shodan maakte Itosu later Tekki Nidan - en Sandan.